cursusbeschrijving
In 2006 werd de Canon van Nederland opgesteld, waarin de belangrijkste ontwikkelingen in de vaderlandse geschiedenis vanuit vijftig verschillende gezichtspunten (of ‘vensters’) worden belicht. Op soortgelijke wijze wordt in deze vijfdelige leergang een canon van de moderne westerse wijsbegeerte gepresenteerd, waarbij in totaal vijftig sleutelteksten van kopstukken uit de geschiedenis van het moderne denken (vanaf de renaissance tot nu) worden besproken. Deze selectie van originele en invloedrijke werken fungeert als een verzameling vensters van waaruit de aard van de moderne filosofie optimaal inzichtelijk kan worden gemaakt. Elke gekozen tekst representeert een breuklijn, een opmerkelijke vernieuwing of een inspirerende vorm van kritiek op traditionele denkpatronen. Gezamenlijk hebben de geprogrammeerde filosofische klassiekers de vorming van de moderniteit mede bepaald.
In dit vierde deel van deze leergang, dat gewijd is aan de eerste helft van de twintigste eeuw, zullen de volgende filosofische klassiekers aan bod komen:
college 1 Henri Bergson – De creatieve evolutie (1907)
college 2 Bertrand Russell – De problemen van de filosofie (1912)
college 3 Ludwig Wittgenstein – Tractatus logico-philosophicus (1921)
college 4 Ernst Cassirer – Filosofie van de symbolische vormen (1923-1929)
college 5 Martin Heidegger – Zijn en tijd (1927)
college 6 Max Scheler – De plaats van de mens in de kosmos (1928)
college 7 Alfred Ayer – Taal, waarheid en logica (1936)
college 8 Karl Popper – De open samenleving (1945)
college 9 Jean-Paul Sartre – Het existentialisme is een humanisme (1946)
college 10 Max Horkheimer en Theodor Adorno – Dialektiek van de Verlichting (1947)